Dun Doodendraad’ aan de Nederlands – Belgische Grens
Een ander activiteit waarbij Rene Vos nauw betrokken is het onder de aandacht brengen van ‘De Doodendraad’. Aan de grens van Nederland en België treft men ter hoogte van ‘De Berg’ in Budel een reconstructie aan van deze zogenaamde ‘Doodendraad’. Hiervoor verzorgt hij samen met andere vrijwilligers met name ook uit België, tijdens schoolprojecten en andere educatieve programma’s, de invulling van het re-enactment aan Nederlandse zijde.
Vele scholieren zijn al op een bijzondere manier langs ‘De Doodendraad’ gebracht om ze vervolgens over te laten steken vanuit, het in die tijd (1914-1918), door de Duitsers bezette België naar het, toentertijd ‘vrije’ Nederland.
Het verleden en het heden wordt hierbij op indrukwekkende wijze onder de aandacht gebracht. Want muren en draden om mensen te scheiden zijn er nog steeds. Om een goed beeld te krijgen zijn er, door filmproductie Maets uit Budel, 2 korte films gemaakt. Zie onderstaande links.
De eerst film geeft een goed beeld van de geschiedenis en de welke impact dit had op onze grensstreek. In de tweede film zie je hoe een schoolproject wordt ingevuld door een mooie Belgisch-Nederlandse samenwerking. Daarna is in dit hoofdstuk de geschiedenis nog even verkort onderstand aangegeven.
https://www.youtube.com/watch?v=_vN_YxSVThU
Geschiedenis van ‘De Doodendraad’
Het IJzeren Gordijn van 1914-1918
Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren onder andere België en Duitsland met elkaar in oorlog. Nederland was in de periode van 1914-1918 neutraal. In het tweede jaar van de Eerste Wereldoorlog bracht voor de Duitse legers die aan het oostelijk front onder leiding van Hindenburg opereerden, belangrijke successen, die in 1917 tot de ineenstorting van Rusland zouden leiden.
Aan het westelijk front liep echter de oorlogsvoering vast. Na de slag aan de Marne en de mislukte greep naar Parijs, ontstond hier een stellingenoorlog waarin soms duizenden sneuvelden voor enkele meters terreinwinst. De vreselijke loopgravenoorlog!
De Duitse legerleiding, bezorgd om krachtverspilling, dacht er goed aan te doen het Belgisch-Nederlandse grens te isoleren. Het was immers betrekkelijk gemakkelijk, om van uit bezet België, langs het neutrale Nederland het front te bereiken.
Dagelijks gingen meer en meer vrijwilligers het Belgisch leger aan de IJzer vervoegen. Een drukke berichtendienst werd georganiseerd tussen Belgische families en hun jongens aan het front en de spionage nam van dag tot dag toe.
Aangevoerde troepenversterkingen waren reeds aan de geallieerden aan het front gemeld voordat zij half weg hun bestemming hadden bereikt. De berichten die daarenboven door de Nederlandse kranten binnengebracht werden, waren ook meermaals hoogst onaangenaam voor de Duitsers. In het najaar 1915 ging deze dan over tot een radicaal plan: Nederland gewoonweg afgrendelen door een elektrische draadversperring te plaatsen die elk contact tussen België en Nederland onmogelijk zou maken.
Merkwaardig is het wel om te bedenken hoe dertig jaren nadien door dezelfde Duitsers, hetzelfde systeem, alhoewel meer geperfectioneerd, hebben aangewend, toen zij met het “IJzeren Gordijn of ook wel De Muur genoemd” Oost-Duitsland afsloten voor de West-Duitse-Bondsrepubliek.
Over de gehele Nederlands-Belgische grens werd een draadversperring aangebracht, geladen met hoogspanningsstroom. Zij liep langs de Maasoever van Maastricht tot Maaseik, dan langs de Limburgse en Antwerpse Kempen tot in Zeeuws-Vlaanderen, waar zij over de slikken langsheen de Schelde werd geleid. Omdat de mensen geen enkele ervaring hadden van elektriciteit, was het een akelige nieuwigheid: de dood die toesloeg van uit een onschuldig uitziende draad.
Het duurde echter niet lang of smokkelaars en mensen uit de spionagediensten vonden middelen om toch te “passeren”.
Laten wij de technische uitvoering van dit IJzeren Gordijn even van nabij bekijken. De versperring bestond eigenlijk uit drie draadversperringen, die op een afstand van 2 meter parallel met elkaar liepen. Slechts de middelste was dodelijk geladen, de twee anderen vormden een bescherming. Deze buitendraden bestonden uit een vlechtwerk van draden en ijzeren latten. Soms ook uit dooreengevlochten prikkeldraad.
De hoogte van deze buitenversperring bedroeg ongeveer 2 meter. De palen waren dennen uit onze bossen die een laag carboline gekregen hadden. De palen die de stroomdraden droegen waren zwaarder en hoger. Vanaf 20 cm van de grond waren er 4 of 5 stroomdraden getrokken telkens op een afstand van 30 cm.
Ze waren vastgehecht aan porseleinen “potjes” die een diameter hadden van 4,50 cm. De draden werden om de beurt elektrisch geladen. De stroom werd opgewekt met generatoren, voor de sector Hamont en Achel in de buskruitfabriek Cooppal et Cie in Kaulille en verder verdeeld via op regelmatige afstanden geplaatste, houten barakken.
Ook waren er wachthuizen waarin tot 40 soldaten gelegerd waren, meestal oudere mannen, ‘Landsturm’!
In deze wachthuizen was een alarmsysteem met signaallampen aangebracht. Iedere aanraking werd hier onmiddellijk opgemerkt. Zulke wachtbarak stond bv. aan “de Geuskens” en een andere in de wateringen achter de Bien. Aan weerszijden van de versperring was een weg vrijgemaakt, waarlangs wachten patrouilleerden. Bij de opening van spoorwegen en rivieren was een permanente wacht opgesteld.
Op de wegen die doodliepen op de draad stond een plaat met de melding “doodsgevaar”, met Duitse, Franse en Vlaamse teksten. Trouwens mocht niemand de draad benaderen tenzij de boeren die velden hadden nabij de versperring; zij moesten echter op het gemeentehuis een bijzondere “Schein” gaan halen.
Op de grote wegen waren poorten aangebracht met een wachtpost. Zulke poort stond bv. aan “de Quatre-Bras” en later aan de grens. De wachtsoldaten zorgden er voor dat de omgeving van de draad zuiver bleef: zij maaiden geregeld het gras weg en trokken met haken de krengen weg van dieren die de stroomdraad geraakt hadden en doodgebliksemd waren. Heel wat hazen, honden en vooral katten lieten er het leven; soms brandden zij in twee stukken als ze over een stroomdraad hingen. Kinderen joegen kat of hond ook wel eens de dood in … !
De eerste versperring werd in 1915 door de Duitse soldaten zelf geplaatst. Zij liep van Lozen, over de Hork naar de “Quatre-Bras” te Achel, om dan verder de richting te nemen naar Lommel-Schoor, gedeeltelijk door het Hageven. Op deze wijze maakten de Duitsers van Hamont en Achel een soort “no mans land” omdat deze twee dorpen afgesloten werden van de rest van Limburg.
Slechts weinige mensen kregen de toelating om door de aangebrachte poorten te gaan; een of andere boer die velden had aan de andere kant van de draad … De mensen probeerden dan over de draad en bij de poorten enkele nieuwtjes te roepen naar familieleden aan de overkant… mits een goede fooi aan een soldaat en als er geen officier in de omgeving was … Anderzijds hadden Achel en Hamont een druk verkeer met Nederland.
Langs de eenzame heidevlakten, vennen en bossen ging dat heel gemakkelijk. Daarom blijkbaar brachten de Duitsers in 1916 de versperring over naar de grensstreek. Daarbij werd de Achelse-Kluis in twee gedeeld, omdat de gebouwen op Belgisch en de meeste landerijen op Nederlands grondgebied lagen.
Op 6 juni 1916 begon men de draad te verplaatsen; op 14 augustus 1916 werd hij geladen. Deze keer werden ook Belgische mensen gebruikt aan het plaatsen van de draad, misschien verlokt door de 6 mark daags, die de Duitsers er voor over hadden.
De wachtposten verhuisden nu ook naar de Beverbekerheide en de Achelse-Kluis. Sinds het korte treffen van een 2000 Duitse soldaten met het kleine vrijwilligersleger van generaal De Schepper aan de Kluis, en de beschieting van de Kluis op 17 oktober 1914, waren de paters uitgeweken naar Nederland. Een gedeelte had zijn intrek genomen in een paar kleine gebouwen op Nederlands grondgebied, die aangepast werden.
Hoe verliep nu de berichtendienst en de spionage? Vooraleer er de draad was, gingende mensen uit de Noordhoek hun brieven schrijven te Borkel-en-Schaft of te Budel. Zij kregen hiervoor een aparte kamer omdat er Duitse spionnen rondzwierven. Deze brieven werden dan met de normale post via Engeland naar Frankrijk en het IJzerfront gestuurd. De frontsoldaat wist op welk adres in Nederland hij kon terugschrijven, foto’s sturen enz. Deze foto’s waren belangrijk: een foto van de soldaat in burgerkledij vormde het bewijs dat hij steeds ongedeerd was.
Als men zich uitgaf als smokkelaar, was het een stuk gemakkelijker om een “Schein” vast te krijgen waarmee men naar Nederland kon. Toen de draad er was, werd het moeilijker. Brieven overbrengen was bijzonder riskant. Daarom las men de brieven in Nederland en leerde men ze min of meer van buiten. Doch dan moest men nog door de draad.
Toch vond men oplossingen als deze. Aan de kennis uit Nederland vroeg men de brief te openen en de korte inhoud met een open briefkaart naar België te sturen. Men gebruikte hiervoor een afgesproken taal. Zo bijvoorbeeld “onze student denkt binnenkort op vakantie te komen” om te beduiden dat de frontsoldaat meende dat het einde van de oorlog naderde.
Uit die dagen is het wellicht pittig een kleine anekdote te vertellen. Mijn zuster, toen 16 jaar oud, ging samen met een vriendin, dapper te Budel een brief schrijven naar haar pleegbroer aan het front. Het was 14 augustus 1916 … Zij waren tamelijk onbezorgd onder de draad doorgekropen, maar bij hun kennis in Budel vernamen ze tot hun schrik dat de stroomdraden die dag geladen werden. Ge kunt u inbeelden met welke angst ze de terugweg aangevat hebben en hoe plat zij tegen de grond gedrukt hebben toen ze opnieuw onder de draad door kropen …
Vreemdelingen door de draad loodsen was bijzonder gevaarlijk, ook omdat die mensen de woeste en verlaten streek niet kenden, in sloten en kuilen vielen, en uiterst zenuwachtig waren omdat zij vaak al weken opgejaagd waren. En het moest ’s nachts gebeuren! Men moest daarbij op een goede gelegenheid wachten of op de wachtdienst van een ‘bevriende’ Duitser die zich dik liet betalen. De prijs voor een overbrenging was vaak 1000 mark per persoon. Wanneer een groep van 30 personen, soms meer dan 100, moest overgebracht was dit een zware opgave om al die mensen verborgen te houden en ongezien naar de grenszone te brengen.
Bij het “passeren” werden meerdere technieken aangewend: De draden gewoon doorknippen was niet zonder risico, omdat men niet wist welke draad geladen was en omdat de soldaten, ingelicht door hun signaallampen, onmiddellijk begonnen te schieten langsheen de versperring. Een veiligere methode was de draden uit elkaar te spannen met een kader die met rubber geïsoleerd was, ofwel met een goed droog houten tonnetje. Soms legde men ook een rubberplaat op de onderste stroomdraad of werden de draden met een wollen deken omwikkeld en zo geïsoleerd. Uiteraard moest dit gebeuren met rubberhandschoenen en met rubberlaarzen aan de voeten. Wanneer de Duitsers lucht kregen van een geslaagde overtocht, werd onmiddellijk gans de gemeente gestraft: bv. niemand mocht na 20 u nog op straat komen.
De draad heeft natuurlijk slachtoffers geëist: op 27 september 1917 te 2 u ’s nachts, verloor de zesentwintigjarige Eugène Cox het leven aan de draad te Achel, bij het overbrengen van vluchtelingen. Een verrader had zich tussen hen kunnen inwerken. Hetzelfde jaar werd de Duitse soldaat Adriaan Beckmann het slachtoffer. Hij werd op het Achels Kerkhof begraven.
Het ging immers vaak hard tegen hard: passeurs wierpen een draad die met een pin in de grond vastgestoken was over de versperring, en dit aan weerskanten van de plaats waar men wilde overgaan. Een toegelopen soldaat liep dan in de duisternis fataal tegen deze ook geladen draad. Een tragisch slachtoffer was de jonge ambtenaar Goemare uit Brussel die, alhoewel laatste van een passerende groep, toch nog in onhandige zenuwachtigheid een draad vastnam …
Ook bijzonder tragisch was het geval van de jonge vrouw, die samen met haar kind bij haar man, die aan het front was, wilde vervoegen. Alle draden had men voor haar doorgeknipt, met uitzondering van de bovenste. Toen ze met haar kind op de arm door de draad kroop, nam dit spelenderwijze de bovenste draad vast, de geladen draad … ! Beiden vielen dood neer.
Bij het vertrek van de Duitse bezetters in de novemberdagen van 1918 haalden de mensen draad en palen van de versperring om hun weiden af te palen … Sommige stroken werden door de gemeente verkocht. Slechts sommige heidewegen en de scherven van porseleinen isolatoren, duiden nu nog de plaats aan, waar eenmaal, “de draad” liep, het eerste IJzeren Gordijn in Europa!
“Oorlogsherinneringen van een spion, mijne vlucht naar Holland” door Jef Peeters.
(Acteurs maken gebruik van nagemaakte kleding en speelgoed schiettuig)